9. Sluit de kabel van de geïntegreerde camera weer aan op de systeemplaat. Zie "Locatie van onderdelen
en aansluitingen op de systeemplaat" op pagina 12.
Volgende stappen:
• Als u met een ander stuk hardware wilt werken, gaat u naar het desbetreffende gedeelte.
• Als u de installatie of vervanging wilt voltooien, gaat u naar "Het vervangen van de onderdelen voltooien"
op pagina 51.
De ventilator van de microprocessor vervangen
Attentie:
Open de computer niet en probeer geen reparaties uit te voeren voordat u de "Belangrijke veiligheidsvoorschriften"
hebt gelezen in de publicatie ThinkCentre Veiligheid en garantie die bij de computer is geleverd. Voor een exemplaar
van de publicatie ThinkCentre Veiligheid en Garantie gaat u naar:
http://www.lenovo.com/support
In dit gedeelte vindt u instructies voor het vervangen van de ventilatoreenheid van de microprocessor.
U vervangt de ventilatoreenheid van de microprocessor als volgt:
1. Verwijder alle eventueel aanwezige opslagmedia uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur
uit. Zet dan de computer uit. Haal vervolgens alle stekkers uit het stopcontact en ontkoppel alle kabels
die op de computer zijn aangesloten.
2. Leg een schone zachte doek op het werkblad. Neem de computer aan de zijkanten beet en leg hem
voorzichtig neer waarbij het scherm naar beelden ligt en de kap naar boven.
3. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap van de computer verwijderen" op pagina 14.
4. Verwijder de standaard. Zie "Verwijderen of aanbrengen van de standaard" op pagina 14 en "Verwijderen
of aanbrengen van de in hoogte verstelbare standaard" op pagina 15.
5. Verwijder de achterste I/O-klep. Zie "Verwijderen of aanbrengen van de achterste I/O-klep" op pagina 17.
6. Verwijder de klep van het VESA-frame. Zie "Verwijderen of aanbrengen van de klep van het VESA-frame"
op pagina 18.
7. Onthoud goed hoe de kabel van de ventilatoreenheid van de microprocessor is geleid en ontkoppel
deze kabel van de systeemplaat.
.
Hoofdstuk 2
Hardware installeren en vervangen
41